NORMALE WERKING VAN DE LONGEN

De natuur heeft ons voorzien van een effectief zelfreinigend systeem voor het ademhalingssysteem.

Picture 1



1/ Inademing: de lucht gaat naar beneden in de longen. Hij bevat stofdeeltjes en schadelijke stoffen.
2/ Veel deeltjes blijven gevangen op het niveau van de neus. De kleinste deeltjes blijven plakken aan het dunne slijmvlies binnen de luchtwegen.
3/ De zogenaamde trilhaartjes in het longslijmvies vervoeren het toch binnengekomen vuil terug omhoog naar de luchtpijp. Tenslotte gaan ze terug omhoog naar de keel.
4/ Eenmaal in de keel, wordt het slijm opgehoest of ingeslikt (ingeslikt slijm gaat met de ontlasting naar buiten).
5/ Deze mechanismen voorkomen dat de deeltjes de lagere luchtwegen bereiken en de bronchiën en longblaasjes beschadigen.

NORMALE ADEMHALING

Hoe werkt de ademhaling?

Twee fasen :
•   Inademing : de lucht komt binnen in de longen.
•   Uitademing : de lucht verlaat de longen.

Het middenrif is de belangrijkste spier van de ademhaling:
•   Contractie:
het middenrif gaat naar beneden. Bij het inademen maken de spieren het volume van de borstholte groter, zodat de longen, die zich in de borstholte bevinden, uitzetten. De druk in de borstholte wordt dan lager dan die van de buitenlucht, waardoor de lucht in de longen stroomt.
•   Ontspanning :
Bij het uitademen ontspannen de spieren zich en wordt het volume van de longen (door de elasticiteit van de longen, borstkas en buikwand) weer kleiner. Daarmee neemt de druk in de longen toe en wordt de lucht weer naar buiten gestuwd.

    INADEMING:          UITADEMING          Picture 1

ADEMHALING MET COPD

BIJ DE PATIENT MET COPD:

•   De spieren van de nek en van de ribben trekken samen om het middenrif tijdens de inademing te helpen naar beneden te gaan.
•   De buikspieren trekken samen om de lucht uit de longen te helpen drukken bij de uitademing.

GEVOLGEN VAN COPD

•    Lucht opgesloten in de longen :
Als gevolg van obstructie van de luchtwegen en het verlies van elasticiteit van de longen, ledigen de longen zich niet volledig en de lucht blijft opgesloten.
•    De ademhaling wordt moeilijk :
Omwille van het feit dat de lucht opgesloten blijft in je longen, moet je middenrif harder werken, en zijn beweging is minder effectief. Bovendien moet ge beroep doen op uw hulpspieren van nek, borst en buik om te ademen.
•    Kortademigheid :
Door het feit dat de lucht opgesloten blijft in je longent, heeft u problemen om frisse lucht in te ademen je voelt kortademigheid.
•    Andere ademprikkel :
Bij COPD-patiënten is de prikkel om te gaan ademhalen niet een te hoog koolstofdioxide-gehalte (CO2), maar een te laag zuurstof-gehalte (O2). Veranderingen in de longblaasjes bij COPD-ers zorgen ervoor dat lucht opgesloten blijft in de longen, hierdoor neemt de hoeveelheid koolstofdioxide in de longen en dus ook in het bloed toe. Hierdoor raken de chemosensoren bij COPD'ers als het ware gewend aan het hoge koolstofdioxide gehalte en is deze prikkel niet meer bruikbaar. De ademprikkel komt in dit geval van een te laag zuurstof-gehalte in het bloed. Hierdoor kan het gevaarlijk zijn om mensen met COPD (veel) zuurstof te geven omdat dan de prikkel om adem te halen weg kan vallen.