In deze eerste les maken we kennis met de stukken en verkennen we het bord. De afbeelding van het schaakbord met de positie van de schaakstukken in een boek of hier op het scherm noemen we een diagram. Schaken is een oud bordspel. Het komt waarschijnlijk uit India, waar het al in de 5e eeuw werd gespeeld. Langzaam verspreidde het schaakspel zich over Azië. Met de kruistochten kwam het naar Europa. Sinds die tijd zijn de regels nauwelijks veranderd. Schaken spelen we met zijn tweeën. Eén speler neemt plaats achter de witte stukken, de witspeler. We zeggen dat hij met wit speelt. Zijn tegenstander speelt met zwart.
Het lege bord
Het schaakbord heeft 64 gelijke hokjes, die afwisselend licht en donker van kleur zijn. We noemen die velden. Het woordenboek noemt ze ook wel vakken. Geen schaker die ze zo noemt.
Om verwarring te voorkomen, spreken we altijd van witte en zwarte velden. De kleur doet er niet toe, zolang maar onderscheid is te zien tussen wit (licht) en zwart (donker).
Een schaakbord moeten we op de juiste wijze voor ons neerleggen. Links beneden ligt altijd een zwart veld en aan de rechterkant ligt dus een wit veld.
De schaakstukken
Elke speler (wit of zwart) heeft bij het begin 16 stukken.
Bij echte schaakwedstrijden worden meestal houten stukken gebruikt. Plastic stukken zijn goedkoper maar voldoen ook prima. Stukken van ivoor en been zijn meer voor de sier.
In het diagram staat de beginstelling. Vanuit deze positie begint een partij. Voor we een echte partij kunnen spelen, moeten we nog het een en ander leren. We beginnen met het voorstellen van de stukken.
De koning
Het belangrijkste stuk is de koning, de sjah in de oorspronkelijke Perzische versie. In het echte schaakspel is hij goed te herkennen aan het kruis op zijn hoofd. In diagrammen in boeken en in deze cursus is de koning een grote kroon.
Het schaakspel heeft aan hem zijn naam te danken.
De dame
De dame is het sterkste schaakstuk. Dat is niet altijd zo geweest. In de begintijd was zij helemaal niet zo sterk, in tegendeel.
Zij stamt af van de Perzische vizier, een soort eerste minister. Pas in de 15e eeuw veranderde zij van een zwak stuk in het sterkste. Tegelijk veranderde haar naam in Europa in koningin, later in Nederland en Duitsland in dame. In Engeland heet zij nog steeds 'queen'.
Waarom de dame zo sterk is komt in les twee aan de orde.
De toren
Het schaakspel telt twee witte en twee zwarte torens die op de hoekvelden staan opgesteld.
In de oorspronkelijke versie gebruikte men een strijdwagen, roch genoemd. Via het Italiaanse woord rocco (vesting) zijn we op toren gekomen. Ook nu zijn de Engelsen trouw gebleven aan de oorspronkelijke naam. De toren heet 'rook'.
De loper
De loper is voortgekomen uit de olifant die werd voorgesteld als kromme naar elkaar toegekeerde slagtanden. In West-Europa had men weinig op met olifanten. Reden voor een enorme verwarring. In Frankrijk zag men er een zotskap in, de loper heet er dan ook fou (gek of beter : nar). De Engelsen zagen er een bisschopsmijter in, vandaar bishop. Nederland en Duitsland (Läufer) namen een naam die te maken had met de loop van de loper (meer daarover in les 2).
Het paard
Beide partijen bezitten ook twee witte en zwarte paarden. De paarden zijn de enige stukken die in de loop der tijd niet wezenlijk zijn veranderd. Altijd een vertegenwoordiger van de cavalerie, als paard, ruiter of ridder.
De pion
Tenslotte acht witte en acht zwarte pionnen. Van oudsher waren de pionnen de voetknechten van het spel. Een voetsoldaat heet ook wel pionier en pion is daarvan afgeleid.
Vroeger sprak men van boer, een naam die in ons land alleen nog enigszins spottend wordt gebruikt. Onze oosterburen noemen de pion nog wel boer: der Bauer.
De zwarte kant
In het diagram staat de beginopstelling vanaf de andere kant. De zwartspeler kijkt zo tegen de stelling aan.
Het bord met coördinaten
Wat nu komt is eenvoudig, maar niet het boeiendste onderdeel van het schaken. Voor de volgende lessen is het handig om iets meer over het bord te weten. We slaan dit onderdeel dus niet over!
Het diagram is enigszins uitgebreid. Om het bord staan nu letters en cijfers. Om precies aan te geven op welke velden de stukken staan, hebben alle velden een naam.
De naamgeving is hetzelfde als bij plattegronden en landkaarten. We gebruiken de coördinaten aan de linker- en onderkant van het bord. Aan de linkerkant de cijfers 1 t/m 8, aan de onderkant de letters a t/m h.